In het Financiële Dagblad las ik onlangs een artikel van Vino Timmerman. Hij is hoogleraar Grondslagen van het Ondernemingsrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam sinds 2003 advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Zijn stuk ging over de veranderende rol van het bedrijfsleven in de samenleving. In zijn betoog schetste hij vier type ondernemingen, elk passend in een andere tijd.
Rond 1900 ontstond wat hij noemt de ‘moderne onderneming’ noemt. Het was de tijd waarin bedrijven als Philips, Akzo en Unilever zijn begonnen. Het waren stuk voor stuk innovatieve bedrijven die met hun producten het leven aangenamer maakten.
Rond 1945 begon wat Timmerman kenschetst als de periode van de ‘sociale ondernemingen’. Werknemers kregen inspraak en bedrijven regelden huisvesting en sportclubs voor hun personeel. In Limburg werd deze taak met name ingevuld door de mijnen.
De volgende periode die Timmerman beschrijft, startte rond 1980. Hij noemt deze tijd ‘het tijdperk van de economische onderneming’, een periode waarin het ‘gemeenschapsdenken’ in diskrediet raakt en ondernemingen ‘ontwortelen’ van de samenleving. Onder druk van de kapitaalmarkt komen de aandeelhouder en het ‘winstdenken’ centraal te staan, aldus Timmerman.
Sinds 2015 leven we in het tijdperk van de ‘politieke onderneming’, waarin het bedrijfsleven in toenemende mate wordt belast met publiekelijke taken. Die nieuwe rol is mede ingegeven door politieke onvrede over de pijn die de kredietcrisis heeft veroorzaakt (en die vooral de kwetsbaren raakt) en de groeiende zorg over de ontwikkeling van het klimaat en tweedeling in de samenleving. Banken krijgen de taak om corruptie en witwassen mede te bestrijden. Ook van bedrijven wordt het nodige gevraagd. Ze zullen een actieve(re) bijdrage moeten leveren aan klimaatproblemen, aan meer diversiteit, en aan bestrijding van kinderarbeid. Daarnaast wordt verlangd dat ze een rechtvaardiger arbeidsvoorwaardenbeleid voeren. Met name de grote bedrijven zullen meer transparantie moeten willen betrachten omtrent bestuurdersbeloningen.
In augustus 2019 heeft de Limburgse Werkgevers Vereniging zo’n dertig ondernemers uit Limburg uitgenodigd voor een ‘met de voeten op tafel-gesprek’, waarbij de situatie die Vino Timmerman beschrijft vanaf 2015, is besproken.
De ondernemers die deze door gouverneur Theo Bovens geleide bijeenkomst bijwoonden, waren unaniem van mening dat het ‘Rijnlands model (waarin de belangen van alle stakeholders, alsook het klimaat en een juiste en faire welvaartsverdeling een centrale rol dient te hebben in de strategische en tactische agenda van ondernemingen) de voorkeur geniet.
De Limburgse cultuur en structuur lenen zich bij uitstek om dit Rijnlands model verder uit te rollen. Inmiddels heeft ook VNO-NCW onderkent dat het de moeite waar is om die model te omarmen. Dit houdt tevens in dat we veel meer samen moeten optrekken: het bedrijfsleven, de politiek, de sociale partners, ngo’s en niet te vergeten de rest van de samenleving.
Als LWV-voorzitter én als ondernemer juich ik het toe dat het besef breed is neergedaald dat we de uitdagingen waarvoor de samenleving staat, alleen maar samen kunnen op lossen. Solidariteit en inclusiviteit zijn woorden die gelukkig weer vorm en inhoud gaan krijgen en daar ben ik blij mee.
Giel Braun
Voorzitter Limburgse Werkgevers Vereniging